06 november 2009

Een valse transcriptie

Op zoek naar voorfamilie in Hensbroek, Noord-Holland, kwam ik terecht bij het RANH in Haarlem. Daar staat het boek Hensbroek 8 in de kast, een verzameling kopieën van getypte transcripties van bronnen uit Hensbroek. Een van de onderwerpen die in boek 8 worden behandeld is de Diaconie. Dit hoofdstuk begint zeer hoopvol:


Even verderop staan de inschrijvingen van het begin van de 19e eeuw, de periode waar ik hoop het een en ander te vinden. De getypte versie meldt:


Het gaat dus om twee volwassenen en vier kinderen. Mijn familie Prins komt in de lijst helaas niet voor. Ik heb me een aantal maanden tevreden gesteld met dit resultaat, tot ik in het Westfries Archief in Hoorn het originele kerkboek in handen kreeg. Daar zag ik tot mijn verrassing, dat er heel wat meer informatie beschikbaar was dan de transcribent heeft uitgewerkt:


Ik ben nu bezig met het maken van een eigen transcriptie, met de delen erin die voor mijn onderzoek van belang zijn. Als dat klaar is, duik ik de papieren van de weeskamer in, waar ongetwijfeld nog meer te vinden is.

14 oktober 2009

Snuffelen in de Sont Tolregisters

Deze week zijn de scans van de Sont Tolregisters online gekomen, wat mij de gelegenheid geeft om onderzoek te doen zonder steeds naar Amsterdam te reizen. Vroeger bekeek ik de films van de registers bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), wat toch wel een hele onderneming was. Maar nu kan het dus gewoon thuis.
Ik heb eerst mijn voorvader Pieter Velt maar eens getraceerd. Ik wist al dat hij op 13 augustus 1723 de Sont was gepasseerd, komend vanuit de Oostzee. Maar verdere details waren niet bekend. De inschrijvingen in de registers zijn gelukkig geordend naar de nationalisteit van de schippers. Voor de heenreis van Pieter Velt had ik het volgende deel nodig:

Daar staat:
Hollandske Skibe kommer fra Westersøen, ofwel
Hollandse schepen, komend van de Westzee

De Denen maakten verschil tussen de Oostzee, ten oosten van de Sont en de Westzee, uiteraard ten westen van de Sont.
Ik vond de inschrijving van Pieter gedateerd op 13 juni 1723:

De tekst luidt:
135 Pieter Velt af Amsterdam kommer fra ibid, vil til Østersöen med ballast
Fijrpenge 2 wat betekent:
135 Pieter Velt van Amsterdam, komt van idem, wil naar de Oostzee met ballast
Vuurtorengeld 2 [Riksdaler]

Pieter had zijn schip geladen met stenen, om stabiel op het water te liggen tijdens de reis. Hiervoor hoefde niet betaald te worden, hij diende alleen 2 Riksdaler te betalen voor het vuurtorengeld. Dat was een algemene belasting voor schepen. Als bestemming werd slechts de Oostzee opgegeven, wat betekende dat hij diverse havens zou aandoen, op zoek naar handel.
En die handel heeft hij gevonden in Riga, getuige de inschrijving van 13 augustus 1723:


136 Pieter Felt af Hoorn kommer fra Riga vil til Amsterd[am]
med 116 last klapsalt 2 d[ale]r 20 st
20 sstt Tamp 3 d[ale]r 16 st
Fijrpenge 4 d[ale]r

Pieter blijkt dus zaken te hebben gedaan in Riga. Hij kwam uit Venhuizen, vlakbij Hoorn en hij zeilde naar Amsterdam. Met 116 lasten zout en 20... Ja, 20 wat eigenlijk volgens een andere bron had hij masten bij zich, kaarsrechte stammen van de pijnboom. Maar dat haal ik er nog niet uit. Oud Deens is niet een van de talen die ik vloeiend beheers, helaas. Wel moet hij nu dubbel vuurtorengeld betalen omdat zijn schip een waardevolle lading aan boord heeft.

+++update+ Uit Denemarken kreeg ik hulp bij het ontcijferen en het blijkt dat er geen Tamp staat, maar Hamp. En dat is oud Deens voor hennep. De sstt is een bepaalde maat, ik gok op een baal.

Store tak, Kathrine!!

+++update 2+++ Ik kreeg een mail van D. Boone waarin staat dat het klapholt moet zijn en geen klapsalt. Dat zijn gespleten lange stukken eikenhout waar later duigen voor vaten van worden gemaakt. hij had 116 Skik. Een Skik, of Skok, is 60 stuks, dus alles bij elkaar 6960 stukken eikenhout.
En op de onderste regel staat 20 sktt, ofwel 20 scheepsponden Hamp (= hennep). Een scheepspond is 162,5 kilo. Dus aan hennep vervoerde hij 3250 kilo. Best een volgeladen schip, dus.
En de munteenheid van de bedragen is de Sk ofwel de Skilling (uit te spreken net zoals de oude Engelse Shilling).

Hartelijk dank!!

04 oktober 2009

Stiekem gedoopt in 1751

Mijn voorvader Guilielmus Rigole was militair en zoals in de 18e eeuw gebruikelijk was vergezelde het gezin hem. Het regiment was in 1751 gelegerd in Kampen, toen zijn zoon Jacobus werd geboren. De familie was Katholiek, dus diende de doop in het geheim plaats te vinden. In het doopboek van de Paterskerk van Kampen staat:


De Paterskerk was een zogeheten schuilkerk, die was verstopt in een woonhuis van een rijke familie aan de Voorstraat. De missen werden gelezen door de Paters Franciscanen, vandaar ook de naam van de kerk. De bestuur van de stad Kampen had zelfs een speciale nachtschout in dienst, die erop moest toezien dat er geen "Paapse gedragingen" voorkwamen. Ik kan me voorstellen dat die man was bewapend met een knuppel en er bij het minste geringste op los sloeg.
In de 18e eeuw verkregen de paters het gebouw in eigendom. Tegenwoordig ziet het pand er uit zoals op de volgende foto:


De linker onderkant van het gebouw ziet er misschien een beetje vreemd uit, maar dat komt doordat daar tijdens het maken van de foto een foeilelijke auto geparkeerd stond en die heb ik dus even weggepoetst met de computer.

08 augustus 2009

Op zoek naar een huis in Haarlem

Uit de papieren van het Proveniershuis in Haarlem werd duidelijk dat mijn voormoeder Catharina Maria Crebast had gewoond in huisje nummer 32.


In de lijst met huisje en hun bewoners stond vermeld dat nummer 32 aan de noordzijde van het hofje lag. Kortom, ideaal om even ter plekke te gaan kijken er een foto te maken van het huisje in kwestie. Helaas, het bleek dat de nummering in de loop van de tijd was aangepast. De huisjes in het hofje hebben tegenwoordig een nummer aan de Grote Houtstraat, bijvoorbeeld 144h. Het klassieke dilemma bij hofjes, hoe breng je ze op een nette manier onder in het adressensysteem van de gemeente. Gewoon doornummeren met volgletters is de keuze die meestal wordt gemaakt.
Helaas voor mij verdween daarmee het oude nummer. Maar, de Kennemer Atlas bleek een oude plattegrond te hebben van het Proveniershuis, met daarop alle huisnummers. Het was schitterend weer, dus ben ik maar even doorgelopen naar het archief aan de Kleine Houtweg, want daar worden de materialen van de Kennemer Atlas bewaard. Met het volgende resultaat:


Met een foto van de kaart weer terug naar het hofje en toen werd het duidelijk. Het huis met nummer 36 draagt tegenwoordig nummer 144a. Nummer 34 werd 144b, 33 werd 144c en 32 werd 144d. En dat heb ik dus maar even op de foto gezet:


Het dakkapelletje met de open ramen is van huisje 144c. Overigens fascinerend om te zien dat het hofje in 300 jaar eigenlijk niet is veranderd. Okee, de bomen zijn wel ooit opnieuw geplant en de dakpannen zijn gemoderniseerd. Ook is het steegje naast huisje 36 verdwenen, maar voor de rest lijkt het alsof de tijd heeft stilgestaan. Het kantoor, dat op de kaart vermeld staat, is tegenwoordig in gebruik bij een horecagelegenheid met de welluidende naam Juffrouw zonder zorgen. Een verwijzing naar de vroegere bewoners van het hofje, die werden voorzien van alle benodigdheden zoals spijs en drank. Ook kregen ze voldoende turf om het huisje te verwarmen en olie en kaarsen voor verlichting.

26 juli 2009

Een @ van ruim 200 jaar oud

Toen de email-adressen werden uitgevonden was men op zoek naar een teken dat heel weinig voorkwam, en dat dus mooi gebruikt kon worden om naam en adres van elkaar te scheiden. De keus viel op @, zodat het mailsysteem een bericht aan naam@adres.ext keurig naar meneer of mevrouw "naam" in domein "adres.ext" kon sturen.
Dat teken @ bestond al geruime tijd, en bij onderzoek duikt het her en der op. Zo ook op een brief, die een familielid van mij in 1796 stuurde naar de Richter (het hoofd) van de Evangelische Broederschap in Zeist. Inderdaad: Herrn Richter@Zeist, oordeel zelf:

19 juli 2009

Vondst via een lange omweg

Al ruim vier jaar ben ik op zoek geweest naar het overlijden van mijn voormoeder Catharina Maria Crebast. Zij is geboren in 1722 in Groningen en werd in 1744 in Zaandam ingeschreven als lidmaat van de Evangelisch Lutherse kerk. Daar kreeg zij kennis aan Dirk Simonsz en er werd getrouwd op 8 augustus 1751. Het echtpaar kreeg twee kinderen, Hendrik (1758) en Maria Geertruijda (1760).
Vader Dirk voer op Suriname met het fregat de Johanna Baldina. Dit schip sloeg in 1768 te pletter op de kust van Frans Guyana. In een vliegende storm werd het fregat op het rotseilandje Le Connetable geworpen. Slechts drie opvarenden overleefden de ramp, en zij brachten het slechte nieuws naar Nederland.
Catharina Maria hertrouwde in 1771 met Coenraad Hendrik de Witt, waarna ze verhuisde naar Amsterdam. En toen liep het onderzoek vast en liet ik het een beetje liggen. Je moet nooit te lang op een bepaald probleem blijven staren, want dan komt er nooit wat van terecht. En de andere familietakken boden nog genoeg uitdagingen.
Een paar weken terug ging ik toch maar weer eens spitten, nu in het stadsarchief van Amsterdam. En daar bleek, dat Coenraad in 1787 was overleden. In 1793 woonde zijn weduwe in Zaandam, wat ik wist doordat ze daar een acte van consent voor het huwelijk van haar dochter had laten passeren.
De begraafboeken en impostregisters van Westzaandam heb ik allang vergeefs doorzocht om het overlijden van Catharine Maria te vinden. Absoluut niet te vinden. Jammer maar helaas.
En dan komt internet te hulp, op de website van Het Utrechts Archief vind ik zowaar een vermelding van haar naam, aangaande correspondentie met de Herrnhutters te Zeist. In slot Zeist was namelijk het hart van de Evangelische Broedergemeenschap gevestigd en alle (neem ik aan, het zijn er in elk geval veel) brieven die daarheen werden gestuurd, zijn bewaard gebleven. De ondertekening van de laatste brief ziet er zo uit:

De brief bevatte helaas geen jaartal en ook geen adres. Ik had dus wel wat gevonden, maar het gaf niet echt een hint voor verder onderzoek. Bij het doorbladeren van de index zag ik, dat er ook twee brieven waren van dochter Maria Geertruijda. Die dan ook maar opgevraagd en toen zag ik het volgende:


De dochter woonde in 1790 in Amsterdam en zes jaar later in Haarlem. Dat kwam door haar huwelijk in 1793 met Johan Jacob Reuss, die in Haarlem woonde. En toen kreeg ik de gouden ingeving: stel nu, dat moeders uiteindelijk ook naar Haarlem was gegaan, om bij dochter en schoonzoon in huis te wonen, bijvoorbeeld. Eén blik in de Index Begraven van het Noord-Hollands Archief was voldoende om het volgende kaartje te voorschijn te toveren:

Op het kaartje een verwijzing naar het zogeheten puiboekje, een gedrukte lijst van huwelijken en overlijdens die iedere maand weer werd gemaakt. De boekjes zijn ingebonden en ze staan in de kast op de studiezaal. Het puiboekje van januari 1800 meldt het volgende:

Zo, dat puzzeltje is dan eindelijk opgelost. En dan dient zich meteen weer een nieuwe aan, want waar zijn Maria Geertruijda Simonsz en haar echtgenoot Jacob Johan Reuss gebleven? Van beiden is in Haarlem niets meer terug te vinden. De tijd zal het leren.

Update:
Zo, dat duurde een stuk minder lang dan ik had gedacht, namelijk niet meer dan 4 uur en 51 minuten. Weer een gouden ingeving: de virtuele studiezaal van het CBG, afdeling familieadvertenties. Zoeken op de naam Reuss en ja hoor, de overlijdensadvertentie van Marie Geertruida Simonsz, 28 oktober 1806 in... Rotterdam!

27 juni 2009

Kassa!

Als de tarieven van de spoorwegen met meer dan een paar procent worden verhoogd, dan schreeuwt men links en rechts moord en brand. Ik moest daar aan denken toen ik in het archief van Bunschoten een plakkaat uit 1709 aantrof, dat de betaling van het zogeheten hoorngeld regelde. Dat was een belasting op vee, voor iedere koe diende een bedrag te worden betaald. In het plakkaat staat onder andere:

Even snel rekenen en je ziet dat hier sprake is van een verdubbeling van het bedrag, ofwel een verhoging met 100 procent. Per koe moest geen 8 gulden meer worden betaald, maar 16 gulden. Tevens werd de betalingstermijn, die voorheen acht dagen bedroeg, verkort tot vier dagen. En wie zich daar niet aan hield, kon een boete tegemoet zien. Hoezo, de goede oude tijd?


Met een muisklik op het plaatje hiernaast komt het plakkaat groter in beeld.

19 juni 2009

Grof geweld in het archief

Even een waarschuwing vooraf, mensen die hopen nu een bloederig verhaal te lezen over "moord ende doodslagh" in de archiefwereld moet ik teleurstellen. Het verhaal gaat namelijk over iets heel anders.
Hoe begon het allemaal? De Groninger Archieven hebben het geweldige plan opgevat om scans te maken van alle DTB-boeken van de provincie en daar trof ik bij de trouwinschrijving in de Stad Groningen de volgende vermelding van een voorouder aan:



De datum van het huwelijk was al bekend, maar nieuw voor mij en de rest van de familie was, dat er een akte van consent (= toestemming) is opgemaakt. De inschrijving uit Groningen weet zelfs de datum (15 maart 1718) te vermelden, doch laat verstek gaan bij de naam van de notaris.
Ik wilde die akte toch wel graag zien, wie weet wat daar allemaal voor extra informatie in staat. Dus het plan was simpel: doe een zoektocht in de index van het notarieel archief van Amsterdam, vraag de akte aan, maak er een foto van en klaar is Kees.
Nou, Kees zou dan klaar kunnen zijn, maar ik zeker niet. In de index (die erg beperkt is) komt geen verwijzing naar de akte in kwestie voor.
Uit de wiskunde ken ik de techniek "Brute force", waarmee wordt bedoeld dat wanneer een bepaalde waarde niet direct te berekenen is, deze door het doen van een groot aantal deelberekeningen toch benaderd kan worden. Getallenkraken, wordt dit ook wel genoemd. Vertaald naar het archiefwezen komt dit neer op: selecteer alle akten waar de gezochte akte tussen kan zitten, en blader die allemaal door.
Zo gezegd zo gedaan. Eerst maar een lijst maken van de notarissen, die op 15 maart 1718 aktief waren in Amsterdam. Dat waren er, schrik niet, 67. Via de inventaris op de website van het Stadsarchief heb ik alle aanvraagnummers opgezocht en op een lijst gezet. Aan de hand van die lijst werd begonnen met zoeken. In de trant van: archiefstuk aanvragen, ophalen, doorbladeren tot 15 maart 1718, kijken en weer terugbrengen als de akte er niet in zit. Daarna weer terug naar stap 1.
Ik heb dit in totaal 25 keer moeten doen (soms met een boek van 1,5 kilo, soms met een pak van meer dan 6 kilo) en bij pak 26 had ik eindelijk beet! De akte is gevonden en nu is het zaak er een mooie transcriptie van te maken. Hier is alvast het voorloopvel:

16 juni 2009

Verwarring in Bunschoten

Bij het maken van een transcriptie van het lidmatenregister van Bunschoten kwam ik een ingewikkelde inschrijving tegen. In die tijd zal de situatie best wel voor wat ophef hebben gezorgd.

Wat is er toen precies gebeurd? Beetie Cornelis vertrok vanuit Bunschoten naar Amsterdam, vanwaar het bericht kwam dat zij in mei van het jaar 1704 was overleden. Dit werd keurig aangetekend in het lidmatenboek van de kerk. Maar, in november 1705 kwam zij - levend en wel - weer terug in het dorp. Een jaar later overleed zij in Bunschoten. De transcripties van het lidmatenregister van Bunschoten zijn online te zien op de site van het project Van Papier naar Digitaal.

23 mei 2009

Een verrassing te Amsterdam

Ik kom nog een keertje terug op een ondertrouwakte die al eerder op dit blog heeft gestaan. Het gaat om het huwelijk van Lammert Brinkel en Trijntje Pieters uit 1727. Bij de vorige plaatsing ging het me om het woord mottje (wat tante blijkt te betekenen), nu gaat het om wat anders:

Want wat staat daar nu precies? Het gaat om Lambert Brinkel van A. Dat laatste is een afkorting die Amsterdam betekent en die ontzettend vaak werd gebruikt. Ik ken uit Amsterdam eigenlijk geen ondertrouwakte waarin de plaatsnaam voluit is geschreven.
Goed, Lambert kwam dus uit Amsterdam en ik heb een uitvoerige zoektocht gehouden naar zijn doop en zijn ouders. Resultaat? Nul-komma-nul, tot aan gisteren, toen ik de boedelpapieren van de Diakenen onder ogen kreeg. Lammert was namelijk overleden in 1770, met achterlating van twee minderjarige kinderen. Van het voorval werd een dossier gemaakt en daar zat ook een doopbewijs van Lambert in:

Hela, niks Amsterdam maar Bunschoten. Dat verandert de zaak, nu kan ik weer een zoektochtje beginnen, hopelijk met meer resultaat.
Hoe kon dit nou gebeuren? In Amsterdam werd haast aan de lopende band getrouwd en degene die de akte moest opstellen volstond meestal met de vraag naar het woonadres en als dat in Amsterdam was, nam hij wellicht aan dat betrokkene daar ook was geboren. Dat werd snel opgeschreven, de twee tortelduifjes mochten hun handtekening zetten en dan was het volgende bruidspaar alweer aan de beurt. Haastwerk dus, waardoor de genealoog van tegenwoordig op het verkeerde been wordt gezet.

25 april 2009

Met hulp terug naar Oudewater

Mijn voorvader Jan Spanjaert trouwde in 1670 voor de tweede keer. Zijn eerste huwelijk werd gesloten in 1658 in Amsterdam, met Grietje Jans. Op de ondertrouwinschrijving staan twee bijzondere feiten, namelijk dat Grietje afkomstig is van Oudewater en dat zij de weduwe is van Dirck Ariaensse. Zie het onderstaande fragment uit de akte:



Grietje kwam dus uit Oudewater, maar waar kwam Dirck vandaan? In die tijd werd er meestal getrouwd in de woonplaats van de bruid (uitzonderingen daargelaten) en via die vuistregel zou het huwelijk dus te vinden moeten zijn. Ik zag mezelf al bladzijde na bladzijde van het trouwboek doorworstelen om de vermelding te vinden. Maar gelukkig had iemand dat monnikenwerk al gedaan en het resultaat laten plaatsen bij Hogenda. Dank aan G.W. Brouwer-Verheijen voor het transcriberen van het trouwboek van Oudewater. In de lijst staat:



Dirck blijkt dus ook uit Oudewater te komen. Meteen is de trouwdatum ook bekend en kan ik gaan zoeken naar de inschrijving in het trouwboek zelf. Dat is op te roepen via het project Van Papier naar Digitaal (VPND). Onder de provincie Utrecht staan de boeken van Oudewater, en die leveren het volgende op:



Op de site van de Hollandse Genealogische Databank (Hogenda) staat ook een transcriptie van het doopboek van Oudewater. Ik vond daar een aannemelijke kandidaat voor Dirck (geboren in 1615). De volgende gang is naar het archief, om meer documenten te vinden die mijn stelling ondersteunen.

04 april 2009

Slechts één lettertje verschil

In mijn speurtocht naar het geslacht De Caux, afkomstig uit Frankrijk, kwam ik een inschrijving tegen in de poorterboeken van Amsterdam. In 1718 werd Jacques de Caux ingeschreven als "ingeboren poorter", wat wil zeggen dat hij te Amsterdam is geboren en dat hij via vererving aanspraak mocht maken op het poorterschap. Zijn vader, ook Jacques de Caux geheten, was in 1686 toegelaten tot het poorterschap van de Stad Amsterdam.
Uit de inschrijving van zoon Jacques haalde ik het beroep van vader, namelijk kaarsenmaker. Dat bood de gelegenheid om de gildeboeken van Amsterdam eens lekker door te vlooien, op zoek naar nadere informatie. Maar, welk boek ik ook uit de kast trok (lees: aanvroeg via de computer om het later in de studiezaal originelen door te bladeren) geen enkele vermelding van een De Caux als kaarsenmaker. Alsof de goede man niet bestond.
Bedacht op verschrijvingen had ik ook alle naamsvarianten meegenomen, zoals De Ceaux, Decau, De Coo, De Cau en De Koo. Helaas, he-le-maal niets. Tja, en daar zit je dan. Hoe zou dit nou kunnen? Toch maar de inschrijving in het poorterboek bekijken en ja hoor, daar zag ik het:



Eén klein lettertje verschil en de "cirier" werd plotseling een "cartographe". Ik heb weer een nieuwe uitdaging om verder te zoeken. O ja, de mooie gravure van de kaarsenmaker is afkomstig van de sectie "oude beroepen" van Geneaknowhow.net, die is te vinden op:

www.geneaknowhow.net/in/beroepen/luyken/kaarsenmaker

09 januari 2009

Een huis vinden in Ooster-Blokker

Mijn voorvader Jan Pietersz Gool overleed in 1811 in Oosterblokker. Volgens de overlijdensakte gebeurde dat in het huis van landbouwer Jan Mijsen, die woonde in huis nummer 28.


Dat is natuurlijk mooi, maar waar stond dat huis dan? Uit die tijd zijn er geen plattegronden van het dorp met daarop de huisnummers. Een volgend stapje naar het oplossen van de puzzel kon worden gezet door een protocol van de Vrederechter te Hoorn, opgemaakt in 1811 en te zien in het Noord-Hollands Archief in Haarlem.
Daar stond meer informatie over het overlijden, namelijk dat huis N° 28 zich aan de zuidzijde van de weg bevond en dat het lijk werd aangetroffen in een kamer in het middenhuis. Die kamer had een raam dat ten westen uitkeek op de weg.


Met andere woorden: het huis moest ten zuidoosten van de weg hebben gestaan. Nadere bestudering van de kaart van Ooster-Blokker maakt duidelijk dat zo’n positie van een huis ten opzichte van de weg inderdaad mogelijk is. De meeste huizen liggen ten zuiden van de grote weg (die naar Enkhuizen loopt) en de kerk staat ten noorden van de weg. So far, so good, maar nu moest er toch echt nog een snippertje informatie bij om het juiste huis te kunnen identificeren.
Dat snippertje werd gevonden in de vorm van de Originele Aanwijzende Tafel (OAT), een lijst met perceelnummers en eigenaren, opgemaakt door het Kadaster. Die lijsten zijn te vinden op de website watwaswaar en daaruit blijkt dat Jan Mijsen bij het opstellen van de lijst reeds is overleden. Zijn weduwe heeft het land en het huis nog wel in eigendom, zij is inmiddels verhuisd naar Wester-Blokker. Het huis waar het om gaat heeft kadastraal nummer 94. En met dat gegeven is de exacte locatie op te sporen op de kadasterkaart van het dorp. Het gaat om sectie B, blad nummer 2:


De rasterlijnen op de kaart lopen noord/zuid en oost/west, het huis blijkt dus inderdaad ten zuidoosten van de weg te hebben gelegen. Het huis van toen is in de loop der tijd vervangen door een ander huis, ik moet nog uitzoeken wanneer dat precies is gebeurd.
Maar, deze puzzel is tenminste opgelost.